Sinds kort ben ik helemaal gefascineerd door deze techniek! Ik vind het heerlijk om mijn werk binnen (vaak achter de computer) af te wisselen met buiten (in de natuur). Een schapenvacht op de vloer, bank of aan de wand, terwijl het schaap nog gewoon vrolijk rond loopt. Dat kan dus gewoon! Hoewel deze vegetarische techniek voor mij een redelijk nieuw begrip was, is vilten één van de, of dan wel niet ‘de’ oudste, technieken om van wolvezels textiel te maken. De vroegste, West-Europese vondsten dateren uit de vroege bronstijd (zo’n 3500 jaar geleden).
Het verschil tussen wol en haar
De buitenste laag van een wolvezel heeft microscopisch kleine schubjes. Als erg geen schubjes aanwezig zijn, dan spreken we van haar. Haar vervilt niet, het klit alleen. Dit kan misschien op vilt lijken, maar dat is het niet.
Natvilten
Wanneer de wol droog is, zit er relatief veel lucht tussen de haren en maken ze vrij weinig contact met elkaar. Door te natvilten, en de wol dus nat te maken komen de haren met elkaar in contact. Als we de vezels dan ten opzichte van elkaar (voorzichtig) bewegen (rollen, wrijven, duwen), haken de schubjes in elkaar vast. Om dit proces te versnellen wordt vaak warm water en (groene)zeep gebruikt. Hierdoor gaan de schubjes meer open staan en zullen ze sneller en beter in elkaar haken. Deze fase van het natvilten wordt de hechtingsfase genoemd. Bij de tweede fase hoef je minder voorzichtig te zijn (al is het bij vachtvilten wel van belang de haren van je vacht goed in de gaten te blijven houden). Nu mag je het vilt stevig met de handen kneden, over een wasbord rossen, op een harde ondergrond bonken of zelfs in de wasmachine (wolprogramma of lager) wassen. Het doel is om hem nog beter te laten hechten en deze fase wordt de krimpfase genoemd. Kort gezegd, het enige wat je nodig hebt is wol, (warm) water, (groene) zeep en een goed paar armspieren (beweging).
Bronnen: hunebednieuwscafe.nl
Bovenstaande beelden zijn enkel ter inspiratie, ik ontleen geen rechten aan deze beelden.